Geschiedenis
Oorsprong
De Tibetaanse Terriër vindt zijn oorsprong in de Himalaya van Tibet, meer dan 2000 jaar geleden. Ze werden gefokt en verzorgd door de Lamaïstische monniken (Lama’s).
De honden werden gehouden als metgezellen, waakhonden en allround werkhonden in de afgelegen bergdorpjes. Ze werden vereerd als ‘Brengers van geluk’ en werden nooit verkocht maar alleen als geschenk gegeven om diepe dankbaarheid te tonen.
Hun taken omvatten het hoeden van vee, bewaken, het ophalen van spullen van rotsachtige hellingen en het bieden van warmte in koude klimaten.




Introductie in het westen
Aan het einde van de 19e eeuw kwamen de eerste Tibetaanse Terriërs aan in Engeland. De Engelse Mrs. A.R.H. Greig speelde een cruciale rol in de introductie van het ras in Europa en Amerika. Ze kreeg haar eerste Tibetaanse Terrier, Bunti, als dank voor een succesvolle operatie die ze uitvoerde in India. Dit leidde tot de oprichting van de eerste fokprogramma’s buiten Tibet.
Fokkerij en standaardisatie
In 1930 stelde de Indiase Kennel Club de eerste rasstandaard op, gevolgd door The Kennel Club in 1931. In het begin vereiste de fokkerij inteelt vanwege het beperkte aantal honden, maar dit leidde uiteindelijk tot homogene nakomelingen die de basis vormden voor het ras zoals we ze nu kennen.
Huidige status
Vandaag de dag zetten zich over de hele wereld rasverenigingen in voor de gezondheid en het welzijn van de Tibetaanse Terrier.
Het ras is populair als gezelschapshond en doet het goed in activiteiten zoals gehoorzaamheidstraining, flyball en agility.